Samenstelling Aanvulprogramma

Samenstelling Aanvulprogramma

Het 'Luister & doe mee!' Aanvulprogramma bestaat uit de hier onderstaande onderdelen die in eenzelfde handzame doos als het Basisprogramma zijn opgeborgen:


  • 1 werkboek 
    In het werkboek zijn de 12 themaverhalen en de volgende bijlagen opgenomen:
    - 25 Woordenschatlijsten
    - 24 Thematische Nonsenswoordenlijsten
    - 3 Raamwerken losse opdrachten
    - 8 Kopieerbladen met losse -haar/ zijn- en -hun- opdrachten
    - 10 Werkbladen
    - 20 Kwartetten
    - 12 Kopieerbladen met verhaalplaatjes


  • 300 woordkaartjes
    Woordkaartjes

    Op de woordkaartjes staan 300 illustraties van zelfstandige naamwoorden afgebeeld die (soms in combinatie met een bijvoeglijk naamwoord) in de themaverhalen verwerkt zijn.
    Woordkaartjes-6-voorbeelden-3
    De woordkaartjes zijn per verhaal gesorteerd en zitten in een hersluitbaar plastic zakje. Elk zakje heeft aan de voorzijde 3 tekstvlakken. Hierop kan worden genoteerd waarbij (programma, titel en verhaalniveau) de inhoud van het zakje hoort.
    Woordkaartjes 


  • 27 themakaarten 
    Bij ieder themaverhaal horen 4 tot 6 Full Color themakaarten, waarop een persoon, dier, voorwerp of plaats is afgebeeld. In elke kaart zitten maximaal 3 gleuven. Wanneer het kind tijdens het luisteren naar het verhaal een opdracht krijgt, schuift het 1 of meerdere woordkaartjes door de desbetreffende gleuf van de genoemde themakaart(en).

    Themakaarten-aanvulprogramma

    In tegenstelling tot het Basisprogramma kunnen in sommige themaverhalen van het Aanvulprogramma het aantal benodigde themakaarten en het aantal gleuven per themakaart verschillend zijn. Van de 12 themaverhalen hebben 3 verhalen 5 of 6 themakaarten in plaats van het gangbare aantal van 4 kaarten. Dit betekent dat halverwege het verhaal 1 of 2 themakaarten omgewisseld dienen te worden, omdat het uiterlijk van een persoon (jurk - badpak) of een plaats (binnen - buiten) verandert.

    Van de 27 themakaarten hebben 4 kaarten 3 gleuven waarmee diverse ruimtelijke begrippen kunnen worden geoefend zoals bijvoorbeeld de combinaties: ‘voor - midden - achter’ en ‘onder - in - op’. Hierdoor neemt de moeilijkheid van de uit te voeren opdrachten toe. Het kind dient immers te onthouden om welke themakaart(en) en welke plaatsbepaling(en) het gaat.